Nog 11 dagen, en één van mijn belangrijkste (sportieve) uitdagingen van 2010 gaat van start. De 20km van Brussel.
Na maanden van onthouding (wat betreft alcohol en zoetigheden) en gematigd intensief sporten zou er een bekroning moeten volgen aanstaande zondag.
Concreet verloor ik tot nog toe 11,6kg (in totaal) en maar liefst 20,5kg vetten. Die vetten zette ik voor een groot deel om in spieren, wat verklaart waarom mijn gewichtsafname zich niet verder zette.
Het gewich fluctueert wel een beetje, afhankelijk van de maaltijden en de geleverde inspanningen de dag ervoor. Ook een teken dat het wel goed zit qua gewicht. Als je niet scherp staat worden zo’n extraatjes amper opgemerkt bij het wegen.
En ook qua sport zit het goed: er wordt regelmatig gelopen, welliswaar niet de lange afstanden die ik gepland had. Op die tochtjes zit het vooral snor qua gemiddelde hartslag. Die is, algemeen gezien, 10 slagen lager dan vorig jaar, bij gelijke inspanning en snelheid.
Vanavond is het de laatste wedstrijd zaalvoetbal van dit seizoen, dus zullen er vanaf nu regelmatig snellere trainingen gelopen moeten worden.
Tenslotte is er nog het fietsen, dat, afhankelijk van de zin en omstandigheden, ook zijn plaatsje in de sportagenda kreeg.
Alleen maar goed nieuws dus? Wel, eigenlijk wel, maar toch is er de onzekerheid.
Na 14 jaar loopwedstrijden afgehaspeld te hebben weet ik als geen ander hoe belangrijk de vorm van de dag is. Je mag zo scherp staan als een mes, en honderden trainignskilometers gelopen hebben: als je benen die dag niet meewillen, kan je een goede prestatie op je buik schrijven.
Ik ga bewust niet uit van het slechtste, maar temper wel de verwachtingen. Vorig jaar had ik, ondanks weinig training en overgewicht, superbenen, en liep ik ook een goede tijd: 1u24.
Dit jaar ga ik uit van 1u30 als streefdoel. Ik passeerde bij de marathon van Antwerpen de streep van 21km op 1u37, dus dat moet zeker haalbaar zijn. Al wat ik sneller kan dan 1u30 is mooi meegenomen.
En qua tijdschema? Ik voel wel wat voor de indeling van vorig jaar: starten aan +/- 4 minuten per kilometer, en dat zo lang mogelijk vol te houden. Als ik dat kan volhouden tot aan de 10 kilometer, mag mijn tempo van dan af aan zakken tot 5 minuten per kilometer, en kom ik toch nog binnen het anderhalf uur aan. Alles wat na kilometer 10 toch nog sneller kan is weer pure winst.
But then again: alles valt of staat bij goede benen (en voor een dele ook goed weer). Duimen dus!